Ga door naar hoofdcontent
Artikelen‘Praat met elkaar over de dood’
stervensbegeleiding

‘Praat met elkaar over de dood’

Zondag 31 mei 2020

‘Je kunt je voorbereiden op een goed sterfbed’

Barbara van Beukering

Slechts één ding is zeker in ons leven, en dat is dat we allemaal doodgaan. Toch is de dood het grootste taboe in ons leven. We praten er liever niet over. En dat is jammer, vindt journalist Barbara van Beukering. Zij realiseerde zich na het overlijden van haar ouders dat de manier waarop je afscheid neemt van het leven, grote impact heeft op de nabestaanden. Ze schreef er een boek over. ‘Je kunt je wel degelijk voorbereiden op een goed sterfbed.’

image

‘Ik was 28 en had een baby van een paar weken oud toen mijn vader de diagnose darmkanker kreeg. Uitgezaaid en niets meer aan te doen. Hij was zestig jaar en in zes weken tijd veranderde hij van een sterke, gespierde man in een skelet. Bovendien bleek hij totaal in paniek: hij wilde niet dood en kon en wilde er ook niet over praten.’ Aan het woord is Barbara van Beukering. De 53-jarige journaliste schreef het boekJe kunt het maar één keer doen. Het uitgangspunt van dit boek was haar persoonlijke zoektocht naar het antwoord op de vraag of de manier waarop iemand sterft van invloed is op het rouwproces van de nabestaanden. ‘Want na de dood van mijn vader heb ik heel lang geworsteld’, vertelt ze. ‘Behalve dat ik hem ontzettend miste, voelde ik me enorm schuldig dat we niet over zijn dood hebben kunnen praten. En dat ik hem niet heb kunnen troosten en geruststellen. Dat schuldgevoel had enorm veel invloed op mijn rouwproces. Dat bleek toen mijn moeder overleed, achttien jaar na mijn vader. Ook zij kreeg de diagnose darmkanker. Uitgezaaid. Ze zou niet meer genezen. Mijn moeder besloot zich niet te laten behandelen maar de tijd die haar nog resteerde te gebruiken om haar leven af te ronden en om afscheid te nemen van al haar dierbaren. Toen pijnstillers niet meer hielpen, koos ze voor euthanasie. Na haar dood was ik natuurlijk heel verdrietig dat ze er niet meer was, maar ik had helemaal geen verdriet om de manier waarop ze is gegaan. We hadden samen nog mooie momenten en toen het zover was, hebben we heel goed afscheid kunnen nemen.’

Onverschrokken

Dat haar ouders op zo’n totaal verschillende manier stierven aan precies dezelfde ziekte, zorgde ervoor dat Van Beukering besloot dit boek te gaan schrijven. ‘Mijn ouders waren min of meer uit hetzelfde hout gesneden, maar waarom reageerden ze dan zo verschillend op het slechte nieuws en op hun naderende einde? Ik merkte dat ik in de jaren na het overlijden van mijn moeder erg met die vraag bezig was. Als er in mijn omgeving iemand overleed, vroeg ik altijd aan de nabestaanden: “En hoe was het sterfbed?” Als dat rottig was geweest, dan bleek het rouwproces veel moeilijker voor de nabestaanden. Ik kwam erachter dat dit komt doordat veel mensen zich tegenwoordig niet meer op de dood voorbereiden; de dood is buiten ons leven geplaatst. Als we ziek worden, willen we beter worden. Want door de medische evolutie overheerst het gevoel van de maakbaarheid van het leven. We kunnen en willen liever niet over de dood praten of erover nadenken. Maar toch is het goed om dat wel te doen. Mijn moeder heeft er gelukkig goed over nagedacht. Ze had twee voorbeelden die zij niet wilde volgen: ze wilde niet sterven zoals mijn vader en niet zoals tante Nel, haar zus. Ze zei: “Zo ga ik het niet doen.” Ik vond dat onverschrokken van haar.’

Stervensbegeleiding

Zo onverschrokken als haar moeder haar dood regisseerde, zo angstig blijken veel andere mensen, ontdekte Van Beukering in haar zoektocht. ‘Als ik nu terugkijk op het overlijden van mijn vader, 25 jaar geleden, denk ik dat ik zelf toen ook best bang was. Ik was totaal onvoorbereid en vond het een heel eng proces. Achteraf denk ik: we hadden een stervensbegeleider moeten vragen om ons te ondersteunen. Die had ons en mijn vader kunnen ondersteunen en geruststellen. Maar dat was er toen nog helemaal niet. En trouwens: nu nog steeds niet! Dat vind ik onbegrijpelijk: als je zwanger bent en een kind krijgt, dan komen de hulptroepen van alle kanten aangevlogen, maar als je besluit om thuis te sterven, is er niemand voor je. Ja, de huisarts komt eens een kwartiertje langs. Maar dat is ook geen expert op het gebied van sterven en heeft gewoon ook een praktijk te runnen. Ik zou ervoor pleiten dat in de ziektekostenverzekering iets van stervensbegeleiding opgenomen wordt. Niet alleen voor de patiënt zelf kan het veel positiefs brengen, maar het kan nabestaanden veel verdriet besparen als hun dierbare een rustig sterfbed heeft gehad.’

Een ‘Cootje’ doen

Artsen zouden volgens Van Beukering sowieso een grotere rol mogen spelen bij het sterfproces. ‘Ik heb eens gehoord dat een longarts tegen een patiënt zei: “Uw ziekte is niet te genezen. Gaat u nu naar huis en gebruik uw tijd om goed afscheid te nemen van het leven.” Ik vind het heel erg flink als je dat durft te zeggen als arts! Artsen zouden mensen van wie ze zeker weten dat ze op korte termijn gaan sterven, een groot plezier doen als ze hun die boodschap zouden geven. Natuurlijk, een patiënt beslist zelf welke behandeling hij nog wil ondergaan, maar artsen moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen. Het thema sterven is geen onderdeel van de opleiding geneeskunde. Alles draait om mensen beter maken. Maar artsen weten ook dat dit bij sommige mensen niet meer gaat. Een vriendin van mij is nu ernstig ziek. En als ik zie wat ze allemaal geprobeerd heeft aan behandelingen… Nu zei ze laatst: “Als het zover is, ga ik een ‘Cootje’ doen.” En daarmee doelde ze op mijn moeder, die zo heette. Ze wil te zijner tijd haar voorbeeld volgen bij het sterven. Daar ben ik blij om. Voor haar, maar ook voor mijn eigen rouwproces straks.’

Het grote loslaten

‘Zelf ben ik door het schrijven van dit boek stukken minder bang geworden voor de dood’, vertelt Van Beukering. ‘Met name door Ineke Koedam, een levenseinde-expert die meewerkte aan mijn boek. Zij heeft me laten inzien dat sterven een natuurlijk proces is. Iets wat bij het leven hoort, net als geboren worden. Sommige mensen geloven in het hiernamaals of in een leven na de dood. Dat kan natuurlijk veel troost en houvast bieden. Toch zeggen alle deskundigen die ik gesproken heb dat het voor gelovige mensen net zo moeilijk is om dood te gaan als voor niet-gelovigen. Doodgaan is het grote loslaten. Dat is in alle gevallen moeilijk. Maar we weten allemaal: niemand komt hier levend vandaan. Persoonlijk geloof ik dat het hierna helemaal ophoudt. Als ik doodga, is het gewoon afgelopen en valt het doek voor mij definitief.’

Samen

Dat het onderwerp sterven bij veel mensen leeft, blijkt uit de vele reacties die Van Beukering krijgt op haar boek. ‘Ik krijg zó veel mailtjes van mensen die zeggen: “Wat fijn dat dit boek er is. Ik ga het onderwerp nu toch eens met mijn naasten bespreken.” Dat doet me goed, want ik hoop iets teweeg te kunnen brengen op dit gebied. Mijn boek is er beslist niet alleen voor mensen die ziek zijn, maar juist ook voor mensen die nog volop in het leven staan. Het gezegde luidt niet voor niks: “De kunst van het sterven is ook de kunst van het leven.” In mijn boek heb ik tien nabestaanden geïnterviewd die een dierbare hebben verloren. Een van hen was de man van schrijfster Renate Dorrestein. Hij zei: “Sterven is een proces dat je samen doet.” En zo is het precies! Mijn man en ik hebben samen ook enorm veel over de dood en het stervensproces gesproken – zeker toen ik met het boek bezig was. Hij zegt dat het hem enorm veel heeft gebracht. “Ik kan het nu wel aan als ik dood zou gaan”, zegt hij. Maar je weet natuurlijk nooit hoe je ermee omgaat als het eenmaal zover is. Mijn kinderen vinden dat ik te luchtig met het onderwerp omga. Die zeggen: “Dat zien we wel als het zover is, mam!”.’ 

Anderen helpen

Het schrijven van het boek heeft Van Beukering veel moois gebracht. ‘Ik ben dankbaarder geworden voor het leven’, zegt ze. ‘Ik zie beter wat ik heb én wat mijn rol hier is. Want ik heb tijdens het schrijfproces veel nagedacht en gelezen over de zin van het leven. En voor mij is dat toch wat je kunt betekenen voor anderen; voor je dierbaren en naasten, maar ook voor mensen die wat verder van je af staan. Zo ben ik ontzettend dankbaar dat ik nu mantelzorger voor mijn zieke vriendin kan zijn. Hoe verdrietig het ook is dat ze doodgaat, ik ben blij dat ik dit kan doen. Voor mij is anderen helpen echt de zin van dit bestaan. Als je het zo bekijkt heeft de coronacrisis ons ook mooie dingen gebracht: je ziet dat mensen verbroederen en er voor elkaar zijn. En daar draait het voor mij écht om. Ik wil dat ik aan het einde van mijn leven kan zeggen: “Ik heb mijn best gedaan”. Maar ik hoop dat ik hier nog even mag blijven hoor; dat de dood nog heel lang wegblijft!’

Journaliste Barbara van Beukering (53) interviewde voor haar boek Je kunt het maar één keer doen tien nabestaanden die een dierbare verloren. Zo vertelt bijvoorbeeld Frank Sanders over de dood van zijn man Jos Brink, Angela Groothuizen over de dood van haar vriendin en mede-Dolly Dot Ria Brieffies en Maarten de Boer over de dood van zijn vrouw Renate Dorrestein. Stuk voor stuk openhartige verhalen. Daarnaast sprak Van Beukering uitgebreid met zes deskundigen op het gebied van sterven.