Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenThuis blijven met hulp of naar een woonzorgcentrum
Woonzorgcentrum?

Thuis blijven met hulp of naar een woonzorgcentrum

Maandag 22 maart 2021

Wat als zelfstandig wonen niet meer lukt?

Natuurlijk willen we het liefst zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Maar wat als dat niet meer kan en we thuis hulp nodig hebben of naar een woonzorgcentrum moeten verhuizen? Tinie Kardol, tot voor kort hoogleraar Active Ageing aan de Vrije Universiteit van Brussel, legt uit wat er dan allemaal op ons afkomt.

image

‘Het traject richting ondersteuning thuis of opname in een woonzorgcentrum begint altijd met een situatie waarin je achteruit gaat, geestelijk en/of lichamelijk.’ Aan het woord is prof. dr. Tinie Kardol. Hij was tot vorig jaar hoogleraar Active Ageing aan de Vrije Universiteit van Brussel. Ook was hij van 1996 tot 2018 directeur van Stichting Vughterstede. Deze stichting biedt naast thuiszorg en huishoudelijke zorg ook verzorgings- en verpleeghuiszorg biedt.

Pantoffels in de koelkast

Die signalen van achteruitgang kunnen allerlei vormen aannemen: ‘Verwaarlozing bijvoorbeeld, of vreemde situaties waarbij je een pannetje droog laat koken, drie keer achter elkaar dezelfde vraag stelt, steeds minder vaak je huis uit komt, of je pantoffels in de koelkast zet…’ Je omgeving vangt dat soort signalen op een gegeven moment op. Dan is het verstandig om naar de huisarts te gaan. Bij geestelijke achteruitgang verwijst de huisarts vaak door naar de geriater in het ziekenhuis, die je mentale situatie nader onderzoekt. Bij lichamelijke signalen is zo’n aanvullend onderzoek meestal niet nodig. 

Formulieren en gesprekken

‘Hoe het traject er vervolgens uitziet, hangt af van de weerbaarheid van je omgeving’, aldus Kardol. ‘Als de mensen om je heen je achteruitgang kunnen opvangen en compenseren, dan kan je het wellicht zonder extra hulp nog een tijdje redden in de thuissituatie.’ Maar de achteruitgang kan op termijn zo fors worden dat je omgeving het niet meer kan opvangen. Wellicht is er dan permanente hulp nodig: zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). En dan komt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in beeld. Het CIZ toetst welke hulp nodig is. Kardol: ‘Daarvoor moeten formulieren worden ingevuld. Ook vinden er gesprekken plaats – onder meer in je thuissituatie en met je familie. Op die manier probeert het CIZ een beeld te vormen van de situatie, waarop het een indicatiebesluit neemt.’ 

Oneens met CIZ

Het fijnst is natuurlijk als het indicatiebesluit samenvalt met de bevindingen van de familie. Maar dat is niet altijd het geval, zegt Kardol. ‘Soms kunnen familieleden de situatie onderschatten, maar andersom kan de familie ook het idee hebben dat het CIZ de situatie onderschat. Bijvoorbeeld als de zorgbehoevende de eigen situatie bagatelliseert in het gesprek met het CIZ… dat komt regelmatig voor.’ Dan kan de familie bezwaar aantekenen bij het CIZ, met als doel de toetsing te herzien. Kardol: ‘En als je naar een woonzorgcentrum verhuist en de professionals daar constateren dat je CIZ-indicatie te licht is, is het gebruikelijk dat het woonzorgcentrum contact opneemt met het CIZ om die indicatie te herzien.’

Thuis of naar woonzorgcentrum?

Als het CIZ een Wlz-indicatie heeft afgegeven, kan je als zorgbehoevende de hulp thuis ontvangen of naar een woonzorgcentrum gaan. Kardol zegt hierover: ‘Deze beslissing heeft geen permanent karakter. De situatie kan immers wijzigen in de loop der tijd. Misschien red je je aanvankelijk met hulp thuis, maar verslechtert de situatie dusdanig dat de voorkeur na verloop van tijd toch uitgaat naar een woonzorgcentrum. Aanpassing is altijd mogelijk.’Ook als je continu zorg nodig hebt, kan je thuis blijven wonen, benadrukt Kardol. ‘Niet iedereen weet dat, maar je kan ook thuis 24-uurszorg ontvangen, alsof je in een woonzorgcentrum woont. Dan is er sprake van een zogenaamd Volledig Pakket Thuis. Een en dezelfde aanbieder levert dan alle benodigde zorg thuis.

Thuis met hulp

Als je een Wlz-indicatie hebt, thuis wil blijven wonen en niet alle zorg nodig hebt, dan krijg je een zogenaamd Modulair Pakket Thuis. Daarmee kan je thuis van verschillende zorgaanbieders specifieke hulp krijgen die je nodig hebt. Bijvoorbeeld begeleiding of dagelijkse persoonlijke verzorging. Maaltijdverzorging hoort hier niet bij.’ Als je thuis blijft wonen, kan je de zorg ook zelf regelen met een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij jij bepaalt wie je zorgverlener wordt. Kies je voor zorg in natura, dan bepaal je in overleg met het zorgkantoor wie je zorgverlener wordt. 

Volledige hulp in woonzorgcentrum

Als je volledige hulp nodig hebt en naar een woonzorgcentrum verhuist, vervalt de keuze voor een pgb. Je krijgt dan een zogenaamde verblijfsindicatie van het CIZ. Die houdt in dat je 24 uur per etmaal zorg nodig hebt en dat die zorg niet thuis kan plaatsvinden. De vraag of je lichamelijk of mentaal hulp nodig hebt, is richtinggevend voor de plek in het woonzorgcentrum waar je terechtkomt. Heb je alleen lichamelijke hulp nodig, dan ga je in de meeste gevallen naar een verzorgingsafdeling. Kan je niet meer voor jezelf zorgen en is er sprake van sterke geestelijke achteruitgang, dan kom je doorgaans terecht op een verpleegafdeling.

Met partner?

‘Doorgaans inderdaad, dus niet altijd’, benadrukt Kardol. ‘Stel dat je gezonde partner niet van jou gescheiden wil worden, dan kan je als echtpaar terecht op een verzorgingsafdeling, of zo mogelijk in een aanleunwoning. Je partner neemt dan waar mogelijk een stukje zorg op zich en zo kan je je leven als echtpaar nog in zo goed mogelijke omstandigheden voortzetten.’ Volgens Kardol zijn er nog maar weinig woonzorgcentra waar de partner niet mee naartoe kan. ‘En eigenlijk zouden die er helemaal niet meer mogen zijn! Samen naar een woonzorgcentrum is voor veel mensen een goede optie. En als gezonde partner hoef je je geen zorgen te maken dat je het huis uit moet als je zorgbehoevende partner overlijdt. Je hebt dan het recht er te blijven wonen.’

Kosten van woonzorgcentrum

Hoe zit het met de kosten als je een verblijfsindicatie hebt voor een woonzorgcentrum? Kardol legt uit: ‘In Nederland zijn we collectief verzekerd voor de kosten die een opname in een woonzorgcentrum met zich meebrengt. En je betaalt een eigen bijdrage; die wordt ingehouden op je inkomen. In ruil daarvoor krijg je alle mogelijke ondersteuning, inclusief huishoudelijke hulp, activiteitenbegeleiding en maaltijden. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van je inkomen, en varieert van zo’n 900 euro tot 2.500 euro per maand. Mensen met alleen een AOW betalen rond de 900 euro: pakweg hun hele AOW dus. Om te voorkomen dat zij niks meer te besteden hebben, behouden ze nog een 290 euro per maand aan “zakgeld”.’

Zonder indicatie naar woonzorgcentrum

Voor mensen die zonder verblijfsindicatie van het CIZ naar een woonzorgcentrum of aangrenzende aanleunwoning willen – bijvoorbeeld omdat ze steeds minder aansluiting vinden in de buurt – ziet het financiële plaatje er heel anders uit. Kardol: ‘Zij moeten alles zelf betalen: huur, eten, deelname aan activiteiten. En voor een bijdrage voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo, red.) moeten ze naar de gemeente. Al die kostenposten samen kunnen behoorlijk oplopen. Ik adviseer mensen dan ook altijd die optelsom vooraf zorgvuldig te maken. Zonder verblijfsindicatie in of bij een woonzorgcentrum wonen is namelijk lang niet voor iedereen weggelegd.’ 

Ingewikkeld

De laatste jaren wordt het steeds moeilijker om een verblijfsindicatie voor een woonzorgcentrum te krijgen: de drempel wordt steeds hoger. Een jaar of twintig geleden kon je nog op basis van sociale motieven naar een woonzorgcentrum toe. Tegenwoordig moet je enorm veel zorg nodig hebben, wil je er geplaatst kunnen worden. De overheid stuurt steeds meer op langer thuis blijven wonen: in de toekomst wordt het aantal plaatsen in woonzorgcentra nog verder afgebouwd. Kardol: ‘Nu heeft 1 op de 5 mensen met dementie nog perspectief op een verblijfsindicatie van het CIZ. Over een jaar of twintig is dat nog 1 op de 10. Terwijl je in het kader van de vergrijzing zou verwachten dat de mogelijkheden om een verblijfsindicatie te krijgen verruimd zouden worden. Natuurlijk: we willen steeds langer thuis blijven wonen. Maar kan dat ook? Je moet dan én een geschikte woning hebben, én je bent afhankelijk van mensen in je omgeving. Door het lage geboortecijfer in Nederland zie je dat de mantelzorg steeds meer op de schouders van een of twee familieleden komt te liggen en door de hoge drempel voor een woonzorgcentrum leidt dat nogal eens tot overbelasting. Het is een ingewikkeld probleem…’

Prof. dr. Tinie Kardol is bestuurder geweest van zorginstellingen voor ouderen in Vught. Daarnaast heeft hij van 2011 tot 2020 de Leerstoel Bevordering Actieve Ouderdom bekleed aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is gastdocent bij de masteropleiding voor fysiotherapeuten die in de geriatrie werken, wetenschappelijk adviseur van zorginstellingen voor ouderen, en lid van de raad van toezicht van het Nationaal Ouderenfonds.