Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenBoek over 250 jaar Brabants Dagblad
Brabants Dagblad

Boek over 250 jaar Brabants Dagblad

Zondag 21 november 2021

‘De krant is een vriend, ik kan niet zonder’

John van Zuijlen

Al bijna veertig jaar schrijft John van Zuijlen wekelijks voor het Brabants Dagblad. Onlangs publiceerde hij een mooi boek over het 250-jarig bestaan van deze krant. ‘Het was een hell of a job, maar vooral een prachtige klus!’

image

Een woonkamer vol boeken en kranten – dat is het eerste wat opvalt bij het betreden van het huis van journalist en historicus John van Zuijlen. Al dat papier is een dankbare bron gebleken voor zijn boek Tydingen die belang hebben, dat net verschenen is en draait om de 250-jarige geschiedenis van het Brabants Dagblad. ‘Wat mij nog altijd met Brabant verbindt, is die krant. Zo’n 37 jaar geleden werd ik gevraagd voor een wekelijkse rubriek waarin ik de actualiteit belicht met historische achtergronden. Op 30 januari 1984 verscheen de eerste aflevering en ik doe het nog steeds.’

Op internet

Die rubriek is waarschijnlijk de reden geweest dat Van Zuijlen ergens vorig jaar een telefoontje kreeg van de hoofdredacteur van het Brabants Dagblad. Of hij een boek wilde schrijven over de geschiedenis van de krant. ‘Ik heb geen seconde getwijfeld. Ik vond het hartstikke aardig. Eervol ook. En leuk om te doen.’ Een jaar lang heeft hij zich op het onderzoek geworpen. ‘Het was een gigantische klus. Mijn vrouw heeft me niet veel gezien, ook al zat ik in dit huis.’

Brabants Dagblad

Dat het zoveel werk was, kwam onder meer doordat maar liefst 27 titels uiteindelijk in 1959 resulteerden in het Brabants Dagblad. ‘Af en toe werd ik daar echt gek van, want die titels lijken hartstikke op elkaar. Je hebt bijvoorbeeld de ’s-Hertogenbossche Dinsdagsche en Vrijdagsche courant, de Vaderlandsche Courant, de Bossche Vaderlandsche Courant, de Vaderlandsche Bossche Courant. Afijn, behoorlijk verwarrend dus.’ Van Zuijlen laat een handgeschreven schema zien met de stamboom van het Brabants Dagblad. ‘Kijk, je begrijpt dat dit papier naast mijn computer hing en dat ik daar af en toe op moest kijken om te zien waar in de geschiedenis ik zat.’ Trots legt hij zijn hand op een fikse stapel A3’tjes: de proef van zijn boek dat binnenkort gedrukt wordt. Ik mag erdoorheen bladeren en met de vele historische foto’s en illustraties ziet het er prachtig uit.’

Geletterden

Het Brabants Dagblad – toen nog de ’s-Hertogenbossche Dinsdagsche en Vrijdagsche Courant genoemd – was in 1771 de eerste krant in Brabant. ‘Al snel verschenen er twee, drie, en aan het eind van de negentiende eeuw zelfs vier kranten’, vertelt Van Zuijlen. ‘Dan denk je: wie moesten die lezen? Want zeker bij het ontstaan kon meer dan de helft van de mensen niet lezen. Het lezerspubliek bestond uit geletterden: notarissen, ambtenaren, bestuurders. De inhoud van de krant was in onze ogen hartstikke saai: besluiten van overheden, invoertarieven, en – ik noem maar wat – berichten over een oorlogje tussen Turkije en Rusland, en over een nieuwe vorst in Denemarken. Allemaal zaken die men in die tijd voor de handel van belang achtte.’

Ongelooflijk saai

Die eerste kranten hadden de grootte van een A3 en de pagina’s stonden van linksboven tot rechtsonder vol lettertjes. Geen koppen, slechts twee kolommen, geen beeld. ‘Ongelooflijk saai’, zo noemt Van Zuijlen ze. De advertenties vormden de uitzondering – in het begin dan. De eerste twee maanden dat de krant bestond, waren die gratis. ‘Zo was er een advertentie van een waarzegster die op de Markt in Den Bosch woonde. In haar advertentie zei ze dat ze nu een methode had… die was écht onfeilbaar. Als je haar je geboortedatum en -tijdstip toezond, dan stippelde zij voor jou de toekomst uit… Dat is toch hartstikke leuk!’

Oranjegezinde tijd

De krant heeft door de eeuwen heen altijd geluisterd naar de overheid, vertelt Van Zuijlen. ‘De eerste krant verscheen in een Oranjegezinde tijd. Daarin stond geen slecht woord over de stadhouder. Toen de stadhouder naar Engeland vluchtte en de Fransen aan het bewind kwamen, werd de stadhouder vervloekt en werden de Fransen geprezen. Toen de Franse Tijd ophield en het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 ontstond, werden de Fransen weer verketterd. De kranten vertelden altijd het verhaal dat hun broodheer wilde horen.’

Klein bier

Bij de eerste krant kreeg de redactie een lijstje van acht criteria van het Bossche stadsbestuur. Daar moest ze zich aan houden. Censoren controleerden dat. ‘Een van hen, de Commissaris van de Koning, woonde op Kasteel Heeswijk’, vertelt Van Zuijlen. ‘Die bewaarde daar alle kranten die hij censureerde. Dat is prachtig materiaal, want dan kan je de ongecensureerde versie vergelijken met de gedrukte versie. Je ziet dan ook dat de redactie een beetje dolde met de censoren. Bijvoorbeeld door een krant te maken met allemaal taalfouten. Of ze gaven de krant van 1 december als datum 31 november mee. Van dat soort rotgeintjes. Klein bier natuurlijk, maar mooi om te zien!’

Overstromingen

Heeft Van Zuijlen in zijn onderzoek ook typisch Brabantse thema’s ontdekt? ‘Zeker! De overstromingen bijvoorbeeld. De Maas trad regelmatig buiten zijn oevers en dan ging er weleens een dijk kapot. Gewone mensen werden dan correspondent. Er kwamen ooggetuigenverslagen – die zijn heel spannend – van mensen die op het dak van hun boerderijtje zaten en die werden gered.’

Akelige voorpagina

Ook de beide Wereldoorlogen zijn onderwerpen die de krant belichtte vanuit Brabants perspectief. Van Zuijlen geeft een voorbeeld: ‘In 1941 verscheen een editie met op de voorpagina de mededeling dat er executies waren voltrokken. Soldaten die in het Nederlandse leger gediend hadden, moesten zich melden om in Duitsland te gaan werken. Net als studenten. Dat leverde landelijk veel protest op. In Eindhoven staakte de Philipsfabriek bijvoorbeeld een dag. Daarop hebben de Duitsers willekeurig twintig man opgepakt en standrechtelijk ter dood veroordeeld. Op de binnenplaats van de Philipsfabrieken zijn acht mannen doodgeschoten toen de fabriek uitging. Dus de arbeiders kwamen naar buiten en waren getuigen van de executies. Dat is een hele akelige voorpagina…’

Mistijden in Brabants Dagblad

Er zijn ook luchtiger voorbeelden van Brabantse kwesties in de krant. Van Zuijlen: ‘Belangrijk voor Brabanders is te weten hoe laat de heilige mis begint. Net als de katholieke kranten publiceerde de niet-katholieke Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant de mistijden ook. Maar dat mocht niet, zei de bisschop. De neutrale krant trok zich daar niks van aan, want tja: vrije nieuwsgaring… Daar kwam ruzie over. Een eigen Brabantse storm in een glas water, haha.’

Carnaval

En dan was er nog carnaval: ‘Wat ze dáár een ruzie over gemaakt hebben… het is verschrikkelijk. De katholieke kranten zeiden: “Carnaval is verdorven, onzedelijk, en dus niet-katholiek.” Tot aan de oorlog heeft de geestelijkheid zich daar druk over gemaakt. Eerst probeerden ze de cafés vroeger te laten sluiten, daarna het dansen te verbieden, en ten slotte het hele carnaval te verbieden. Er verschenen speciale bijlagen vol raadsstukken en ingezonden brieven over het carnaval!’ Het plezier straalt van zijn gezicht terwijl Van Zuijlen het vertelt: ‘Dat zijn leuke dingen: een beetje reuring… die maken het boek spannend.’

Magie

Wat vindt hij nou zélf mooi aan de krant, en dan in het bijzonder aan de regionale krant? Hij hoeft er niet lang over na te denken: ‘Kijk, die krant is de spiegel van de regionale samenleving. Die vertelt wat er in je omgeving gebeurt. Als je in de supermarkt hoort dat er gisteren daar en daar is ingebroken: dat is een triviaal nieuwtje. De krant zet dat in een groter perspectief. Die kijkt wat overheden doen, wat mensen belangrijk vinden, en die vertelt iets over je eigen omgeving.’ Zelf vindt hij kranten dan ook onmisbaar. ‘Ze hebben iets magisch. Als we een oude krant vinden, dan maakt die iets bij ons wakker: “Ach ja, daar was ik nog bij.” Of: “Kijk, daar staat Kennedy nog in…”’ Daarnaast waardeert Van Zuijlen de krant vanwege de achtergronden. ‘Dat is toch de kracht: de krant vertelt meer dan het blote nieuws.’ En peinzend vervolgt hij: ‘Een krant… je raakt eraan verslingerd. Die hoort bij het ontbijt tegen de beschuitbus te staan. Ik kan niet zonder. Ik kijk op nieuwswebsites, maar als ik wil weten hoe het écht zit, lees ik ’s avonds de NRC, ’s morgens de Volkskrant, en natuurlijk elke dag het Brabants Dagblad!’

Journalist en historicus John van Zuijlen (1951) studeerde geschiedenis in Nijmegen, werkte als historicus bij het Jan Cunen Museum in Oss, was daarna directeur van het Limburgs Volkskundig Museum, het Nederlands Sportmuseum en de stichting Historisch Boerderij Onderzoek. Hij publiceerde onder andere over de Brabantse regionale geschiedenis, schaatshistorie en landelijke bouwkunst.

Tydingen die belang hebben – 250 jaar Brabants Dagblad, John van Zuijlen, Uitgeverij WBOOKS, verkrijgbaar bij alle (online) boekhandels zoals bol.com