Ga door naar hoofdcontent
ArtikelenWetsvoorstel Voltooid Leven
voltooid leven

Wetsvoorstel Voltooid Leven

Maandag 21 februari 2022

‘Waarom mag iemand van 75 jaar en ouder wel een beroep doen op deze wet?’

René Héman

Het initiatiefwetsvoorstel Voltooid Leven van D66 heeft als doel om mensen van 75 jaar en ouder hulp bij zelfdoding te verlenen als ze vinden dat hun leven ‘voltooid’ is. KBO-Brabant en artsenfederatie KNMG maken zich zorgen over het wetsvoorstel: wat is de impact hiervan op kwetsbare ouderen? En tot welke onbedoelde gevolgen kan het leiden?

image

Via een videoverbinding wisselen KBO-Brabant-voorzitter Leo Bisschops en René Héman van gedachten over het wetsvoorstel Voltooid Leven. Héman is voorzitter van de artsenfederatie KNMG, die een achterban heeft van ruim 65.000 artsen en studenten geneeskunde.

Geruststelling

‘Onze leden, zowel de voor- als tegenstanders van zelfgekozen levensbeëindiging, zijn ontevreden over het voorliggende wetsvoorstel: het is onvoldragen en onevenwichtig’, steekt Bisschops van wal. ‘Wat vindt de KNMG van de initiatiefwet Voltooid Leven?’ Héman reageert: ‘Wij begrijpen dat mensen zekerheid en geruststelling willen als het gaat om het eigen levenseinde. Maar aan een aparte Voltooid Levenwet naast de huidige Euthanasiewet kleven risico’s en nadelen. De wet kan ouderdom stigmatiseren en het onwenselijke signaal geven dat het leven van ouderen minder waardevol is.’

Begeleiding huisarts

De huidige wetgeving functioneert bovendien goed en biedt een brede reikwijdte, vindt Héman. ‘Ook voor mensen met een stapeling van ouderdomsklachten. Daarnaast hebben artsen nu al verschillende mogelijkheden om hun patiënten in de laatste levensfase bij te staan, zoals palliatieve zorg, symptoombestrijding, pijnstillende medicatie en palliatieve sedatie.’ Hij noemt een voorbeeld: ‘Onlangs koos een 85-jarige vrouw ervoor haar leven te beëindigen door te stoppen met eten en drinken. Haar huisarts begeleidde haar om dat proces te verlichten. In tien dagen tijd is zij vredig heengegaan, terwijl haar familie rustig afscheid heeft kunnen nemen.’

Leeftijdsgrens

‘Als seniorenvereniging ervaren wij de leeftijdsgrens van 75 jaar en ouder als discriminerend en stigmatiserend’, vervolgt Bisschops. Op zijn vraag hoe de KNMG dat ziet, antwoordt Héman: ‘Die leeftijdsgrens mist de nodige onderbouwing. Waarom mag iemand van 75 jaar en ouder wel een beroep doen op deze wet en iemand met dezelfde doodswens op bijvoorbeeld 53-jarige leeftijd niet? Dat kan onder ouderen gevoelens van overbodigheid veroorzaken of versterken. Terwijl ook deze groep een cruciale rol in de maatschappij speelt. Denk bijvoorbeeld aan ouderen die zich inzetten als vrijwilliger, mantelzorger, oppasopa of -oma, of aan de ouderen die na hun pensioen blijven werken.’

Wens om te leven

Bisschops geeft aan dat er – naast de gehanteerde leeftijdsgrens – bij KBO-Brabant nog een andere zorg leeft: de nieuwe wet brengt mogelijke risico’s voor een grote groep kwetsbare ouderen met zich mee. Héman onderschrijft dat: ‘De commissie-Van Wijngaarden deed op verzoek van het kabinet onderzoek naar de doodswens van 55-plussers die niet ernstig ziek zijn. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat die groep klein is: 0,18 procent. Dat komt neer op ongeveer tienduizend 55-plussers. Daarvan behoort slechts 17 procent tot de 75-plussers waarvoor de wet bedoeld is. Maar uit het onderzoek blijkt ook dat er een veel grotere groep 55-plussers is met een “niet-voldragen doodswens”. Ouderen bij wie soms de wens om te sterven de overhand heeft en soms de wens om te leven. Achter deze groep mensen schuilt vaak een ingewikkelde problematiek, zoals gevoelens van eenzaamheid, depressies en sociale isolatie.

Kwetsbare ouderen

Deze groep ervaart vaak verlies van zingeving en kampen met gevoelens van overbodigheid, zegt Héman. ‘Ze zien zichzelf als last of hebben financiële problemen. Vaak gaat het om ouderen in een zwakke sociaal-economische positie. Zij hebben eerder hulp nodig bij het leven dan bij het sterven. Het is belangrijk dat er maatschappelijk gezien meer aandacht komt voor de problematiek van deze groep kwetsbare ouderen. Als samenleving moeten we investeren in oplossingen die het leven voor hen waardevol maken in plaats van een nieuwe weg bieden naar hulp bij zelfdoding.’

In gesprek met ouderen

‘Tot nu toe heeft het debat over voltooid leven zich vooral in politieke, medisch-ethische en wetenschappelijke kringen afgespeeld’, vervolgt Bisschops. ‘Vorig jaar heeft KBO-Brabant in samenwerking met de KNMG een viertal dialoogbijeen-komsten georganiseerd over voltooid leven. Met als doel: horen hoe senioren denken over het zelfgekozen levenseinde. Waarom vindt ook KNMG het belangrijk om met onze achterban in gesprek te gaan?’ ‘Als we niet goed weten welke problemen er precies spelen en wat we daarbij van de overheid verwachten, kan wetgeving verkeerd uitpakken’, aldus Héman. 

Zingeving van ouderdom

Héman vervolgt: ‘Naar onze mening moet de komende jaren eerst een maatschappelijk gesprek hierover mét – en dus niet óver – ouderen gevoerd worden. Een gesprek over de problemen waar zij mee kampen, over hun angsten. Een gesprek over zingeving van de ouderdom. Over wat mensen in hun laatste levensfase hopen en verwachten. En over wat ze daarbij nodig hebben van de overheid en hulpverleners. Pas als dit uitgekristalliseerd is, kun je naar mijn mening over eventuele nieuwe wetgeving praten en weloverwogen beslissingen nemen.’

Evenwicht tussen mensenrechten

Bisschops vraagt Héman waar volgens hem de schoen het meest wringt in dit maatschappelijke vraagstuk. ‘De wens van mensen om zelf de regie over het eigen leven te hebben is groot. Dat bleek ook tijdens de dialoogbijeenkomsten. Het recht op zelfbeschikking is bovendien een fundamenteel mensenrecht. Maar als samenleving moeten we ook kwetsbare mensen beschermen. Ook dát is een fundamenteel mensenrecht. Daarom is het belangrijk om een brede dialoog met elkaar te voeren voordat er eventuele nieuwe wetgeving gemaakt wordt. Welke keuzen willen we als maatschappij maken? En hoe vinden we het evenwicht tussen beide mensenrechten?’

Wilsverklaring voldoende?

‘Er zijn de nodige misverstanden rondom het vastleggen van de eigen euthanasiewensen’ zegt Bisschops. ‘Zo denken veel mensen dat ze dit geregeld hebben in een wilsverklaring of levenstestament. Maar dat is niet het geval. Hoe kun je dit wel goed regelen?’ Héman antwoordt: ‘Een wilsverklaring of levenstestament die in de kluis bij de notaris ligt, is niet toereikend. Bespreek het schriftelijke euthanasieverzoek altijd met je huisarts of behandelend arts. Dit is het begin van een gesprek tussen arts en patiënt, niet het einde daarvan. Door het verzoek tijdig en regelmatig te bespreken weet een arts beter wat de patiënt voor ogen heeft op het moment dat hij dat niet meer zelf kan vertellen.’

Nooit verplicht

Ook kan de arts dan aangeven in welke situatie euthanasie mogelijk is, zegt Héman. ‘En of hij zelf bereid is om in de beschreven situatie euthanasie uit te voeren. Een dokter is nooit verplicht om euthanasie uit te voeren. Het kan zijn dat hij gewetensbezwaren heeft. Of bijvoorbeeld net een heftige euthanasie heeft meegemaakt, waardoor hij zich genoodzaakt voelt door te verwijzen naar een collega. Een arts heeft geen juridische verwijsplicht. Wel heeft hij een morele en professionele verantwoordelijkheid om de patiënt te helpen een collega te vinden die eventueel wel bereid is om euthanasie uit te voeren.’

Dementie

‘Veel ouderen zijn bang om dement te worden; het verpleeghuis roept de nodige angstbeelden op’ zegt Bisschops. ‘Is een schriftelijk euthanasieverzoek in het geval van dementie ook toereikend?’ Héman reageert: ‘Het enkele feit dat iemand vergevorderde dementie heeft, is onvoldoende grond voor euthanasie. Er moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden bij de patiënt. Dat lijden moet actueel, consistent en waarneembaar zijn. De arts moet proberen uit het schriftelijke euthanasieverzoek de bedoelingen van de patiënt te achterhalen. Daarbij moet hij letten op alle omstandigheden en niet alleen op de letterlijke bewoordingen van het schriftelijk euthanasieverzoek. Een arts moet altijd, dus ook met een wilsonbekwame patiënt, proberen te communiceren over het euthanasieverzoek en de uitvoering. Betekenisvolle communicatie is vaak nog mogelijk.’

In gesprek met de arts

‘Een schriftelijk euthanasieverzoek dat besproken is met de arts levert dus geen garanties op dat het verzoek wordt ingewilligd’, concludeert Bisschops. ‘Als KNMG vinden we dat het leven van een persoon met vergevorderde dementie beschermwaardig is, ongeacht wat men er eerder over heeft opgeschreven’, zo begint Héman. ‘De actuele wensen, belangen en voorkeuren van iemand met vergevorderde dementie verdienen het om gerespecteerd te worden. Deze kunnen namelijk veranderen: iemand met dementie kan ook gelukkig zijn en levensvreugde ervaren. Grenzen zie je vaak opschuiven. Waar iemand eerder zegt dat hij nooit achter een rollator wil lopen, kan hij daar anders over denken als het moment daar is. Zo wordt ieders persoonlijke grens opgerekt.’ 

Ondraaglijk lijden

Maar dat neemt niet weg dat het eerdere schriftelijke euthanasieverzoek ook gerespecteerd kan worden, als de actuele situatie van de patiënt overeenkomt met de situatie die de patiënt heeft bedoeld in zijn schriftelijke euthanasieverzoek. Daarnaast moet er sprake zijn van actueel ondraaglijk lijden. ‘Artsen handelen bij deze beoordeling volgens de professionele normen en varen op hun eigen morele kompas. De eigen afweging van de arts blijft belangrijk. Daarom benadruk ik nogmaals: ga tijdig en regelmatig met je arts in gesprek en maak je wensen duidelijk kenbaar.’ 

Dit zijn de verschillen tussen de huidige Euthanasiewet en wetsvoorstel Voltooid Leven:

  • De Euthanasiewet noemt geen leeftijd; het wetsvoorstel noemt een leeftijd van 75 jaar en ouder.
  • Volgens de Euthanasiewet moet er sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden; in het wetsvoorstel Voltooid Leven wordt dit niet genoemd.
  • Volgens de Euthanasiewet mogen alleen artsen hulp bij euthanasie bieden; in het wetsvoorstel Voltooid Leven mogen dat ook niet-artsen zijn.
  • In het wetsvoorstel Voltooid Leven beoordeelt een levenseindebegeleider de naleving van de zorgvuldigheidseisen in plaats van de arts. Daarbij moeten minstens twee maanden verstrijken tussen opeenvolgende gesprekken met de oudere.

De KNMG heeft samen met de Patiëntenfederatie Nederland een handreiking ontwikkeld – Praat op tijd over je levenseinde – met praktische tips en aandachtspunten. Voor meer informatie kijk op www.patientenfederatie.nl/levenseinde